Zilt en zoet
Smaken van Zeeuwse bodem
Zeeland is een grootleverancier van smaken. De lange kustlijn en de grote oppervlakte vruchtbare landbouwgrond maken van Zeeland een productiegebied van eten en drinken bij uitstek. Met zijn sterk verankerde landbouw- en visserijtradities en overzeese handelsrelaties staat Zeeland garant voor een grote verscheidenheid aan smaken en (streek)gerechten. Je vindt hier veel sterrenrestaurants en de eetcultuur wordt gevierd tijdens de vele Zeeuwse eetevents (van mosselfeesten tot foodtruckfestivals).
Kust
De eerste mensen die in Zeeland woonden, aten wat ter plekke voorradig was. Gerechten met vis, schaal- en schelpdieren stonden regelmatig op het menu. De Romeinen produceerden hier ‘allec’, een gekruide zoute vissaus. Zout was toen een belangrijk product. Het kon hier vrij eenvoudig gewonnen worden uit met zeewater doordrenkt veen en turf en er werd flink in gehandeld. Zouthandel bleef lang een belangrijke economische pijler voor Zeeland.
Op de schorren groeiden zeekraal en lamsoor. Dat aten de Zeeuwen vroeger al en het wordt nu nog steeds bijzonder gewaardeerd. Zeeland loopt tegenwoordig zelfs voorop met de binnen- en buitendijkse teelt van zeegroenten, zoals zeekraal, lamsoor, zeekool en zilte aardappelen. Bovendien worden er excursies georganiseerd waarbij je eetbare wieren leert herkennen en proeven.
Schaal- en schelpdieren
Wilde oesters en mosselen werden in de Romeinse tijd al genuttigd. Krukels (alikruiken) worden ook al eeuwen geraapt. Op Tholen, Sint-Philipsland, Schouwen-Duiveland en in Yerseke bestaat nog altijd de paastraditie om ze met krentenbrood te eten. Maar pas in de negentiende eeuw begon de kweek en de moderne oester- en mosselcultuur. Mensen dachten in Yerseke snel een fortuin te verdienen. Niets was minder waar. De sector had te maken met meerdere ernstige crises.
Een vergelijkbaar verhaal kent de kreeftvisserij. Na de aanleg van de Kreekrakdam werd de Oosterschelde een ideaal leefgebied voor kreeften. De populatie was honderd jaar later op sterven na dood, maar de Oosterscheldekreeft is er inmiddels weer bovenop en bovendien een bijzonder gewaardeerd product.
Van het land
Behalve uit de zee kwamen ook producten van het land in de Zeeuwse keuken terecht. De Romeinen introduceerden hier kersen, pruimen en walnoten. Graan was een van de belangrijkste gewassen, maar zeker in jonge polders vond door de eeuwen heen ook een verschuiving plaats richting aardappelen, uien en suikerbieten. Dat laatste gewas wordt veel geteeld op Noord-Beveland en daarom worden de bewoners van dat eiland ook wel ‘Peelanders’ genoemd.

-
Twee randscherven van Romeinse zoutcontainers uit Middelburg-Mortiere; het linkse fragment is verbrand en gesinterd (Erfgoed Zeeland). Zeeuws goud
Zout, Zeeuws goud uit de ijzertijd en de Romeinse tijd. De ijzertijdproductie van zout werd in Zeeland in de Romeinse periode op een grotere schaal, als seizoenindustrie, voortgezet. De vraag naar zout kwam vooral van het Romeinse leger, voor conservering van voedselvoorraden. Een deel van de Zeeuwse zoutproductie werd in de regio weer als grondstof gebruikt voor het maken van vissaus. In Zeeland zijn nu elf locaties bekend die in verband worden gebracht met de Romeinse zoutwinning. Het zout werd ingedampt en getransporteerd in aardewerken containers. Deze hoge en cilindervormige Menapische zoutcontainers zijn herkenbaar aan een golfrand.Bekijk object -
Pruimenbloesem, 1952 Nationaal Archief Kleinschalige fruitteelt
In een provincie vol vruchtbare zeeklei is het niet verrassend dat er fruit wordt geteeld. De Romeinen drukten niet alleen hun stempel op de visserij. Ze introduceerden hier ook kersen en pruimen. Bij opgravingen in Aardenburg zijn daar resten van gevonden. Deze eerste natuurwetenschappelijke datering uit Aardenburg geeft aan dat de kers daar rond 175 na Chr. heeft gegroeid en is opgegeten. Maar het ging bij de fruitteelt eeuwenlang toch vooral om kleinschalige activiteiten. Pas later kwam er een complete fruitteeltindustrie.Lees meer -
De Zeeuwse bolus Erfgoed Zeeland Sefardische joden introduceren 'bolus'
De bolus – hét streekgerecht uit Zeeland – heeft zijn wortels in Spanje en Portugal. Joden uit deze landen introduceerden het gebak aan het eind van de zestiende eeuw in Zeeland. Ze waren gevlucht omdat ze door het nieuwe katholieke gezag werden vervolgd. Zij namen vanzelfsprekend hun eetcultuur mee, inclusief hun spijswetten en religieuze kalender. Bijvoorbeeld een feestgebak dat al in verschillende varianten in het middeleeuwse Spanje en Portugal bestond. Het werd bereid van gistdeeg met rozijnen of sukade, dat werd gefrituurd of gebakken. De naam ervan (bolus) is hoogstwaarschijnlijk afgeleid van het Jiddische woord bole (meervoud boles), dat vermoedelijk weer teruggaat op het Spaans-Portugese bollo, dat fijn broodje betekent.Lees meer
-
150 – 300
-
175 n. Chr.
-
eind 16e eeuw
Fruit werd in eerste instantie op kleine schaal geteeld. Door de eeuwen heen werd het echter steeds belangrijker. Eerst stond er hoogstamfruit in boomgaarden bij landgoederen of kloosters; later ook bij boerderijen. In de twintigste eeuw breidde de commerciële fruitteelt zich met name in Zuid-Beveland uit. Daardoor groeide ook de fruit verwerkende industrie, in de vorm van stroopfabrieken en conservenfabrieken. In het Fruitteeltmuseum in Kapelle kom je alles te weten over de Zeeuwse fruitteelt en fruitrassen en in het Industrieel Museum Zeeland in Sas van Gent kom je meer te weten over de Zeeuwse voedingsindustrie.
Uitheemse smaken
Via handelsrelaties en migrantenstromen kwamen uit het buitenland ook andere ingrediënten in Zeeland terecht. Suiker, zuidvruchten en specerijen waren lange tijd gewaardeerde maar dure ingrediënten en dus status verschaffende producten. Chocolade, thee en koffie gingen dezelfde weg: lange tijd waren ze voorbehouden aan de elite omdat ze erg kostbaar waren.
Een aantal uitheemse gerechten gaat tegenwoordig door voor typisch Zeeuwse streekgerechten. Joodse vluchtelingen introduceerden hier vermoedelijk de bolus toen zij in de zestiende eeuw vanuit Portugal naar het noorden vluchtten en onder meer in Middelburg terechtkwamen. De Groese paptaart kwam met gevluchte Lutheranen of Hugenoten in het westen van Zeeuws-Vlaanderen terecht.
Zeeuws fabricaat
Van oudsher wordt er in deze provincie bier gebrouwen. In de negentiende en twintigste eeuw richtten ondernemende lieden ook meelfabrieken, margarinefabrieken, limonadefabriekjes, melk- en boterfabrieken, en zelfs een azijnfabriekje (Middelburg) op. Dat laatste is nu in gebruik als woonhuis en makkelijk te herkennen in de Pijpstraat vanwege opvallende jugendstil-architectuur. Nog steeds is de voedingsindustrie belangrijk voor Zeeland en de provincie is een pionier in seafood en agrifood.
