Ga naar de inhoud

In de elfde eeuw kwam binnen de katholieke kerk de zogeheten gregoriaanse hervormingsbeweging op gang. Aanhangers daarvan vonden dat geestelijken zo eenvoudig mogelijk moesten leven. Ze moesten vasten, handenarbeid verrichten en zo weinig mogelijk praten. In 1123 stichtte een voorman van deze beweging een klooster op Walcheren. Dat ging binnen enkele jaren over naar de orde van de norbertijnen. Het gebouw bevond zich binnen de oude ringwalburg van Middelburg. De Middelburgse abdij was toen het enige klooster in Zeeland en een van de drie in het graafschap Holland en Zeeland. In de loop van de dertiende eeuw stichtten religieuze orden elders in Zeeland nieuwe kloosters. De middeleeuwse abdij is nu nog herkenbaar aan de zuidzijde van het Abdijplein: in de kerken, de abdijtoren (Lange Jan), de Kloostergang en het gedeelte links naast de doorgang naar de Kloostergang (Witte Toren), waar de abtswoning was. De Middelburgse abdij groeide in enkele eeuwen uit tot het centrum van de macht in Zeeland.