Nieuw Zeeland
Moderne bedrijvigheid in een veranderend landschap
Zeeuwen zijn innovatief. Altijd op zoek naar nieuwe bronnen om welvaart en welzijn te verzekeren. Kanalen, spoorwegen en industrie gaven delen van de provincie een heel nieuw uiterlijk. De inrichting van het landschap ging erdoor op de schop. Zakelijkheid en welvaartspolitiek beheersten Zeeland in de tweede helft van de twintigste eeuw.
Kanalen en spoorlijnen
Maar eigenlijk was vooruitgang al veel langer het toverwoord. In de negentiende eeuw investeerde de overheid fors in de aanleg van kanalen en spoorlijnen om de welvaart in de provincie te bevorderen. In die periode kwamen grote werken tot stand: het Kanaal van Gent naar Terneuzen, het Kanaal door Zuid-Beveland, het Kanaal door Walcheren en de spoorlijn die Midden-Zeeland met Noord-Brabant verbond. Daar werden nog aansluitende tramlijnen aan toegevoegd. Van die trams zijn nog steeds sporen te vinden. Het opvallend hoge oude tramstation aan de Burghseweg in Burgh-Haamstede is nu een woonhuis. Ook zijn er veel dorpen waar al tientallen jaren geen tram meer rijdt, maar waar je nog wel een Tramstraat vindt (Domburg en Koudekerke, bijvoorbeeld). Wil je een ouderwetse treinrit maken? Dat kan met de Stoomtrein Goes-Borsele. Hun stoomtreinen nemen je mee door het Zuid-Bevelandse landschap.
Fabrieken
Industrie veranderde het Zeeuwse panorama ingrijpend. In Vlissingen werd scheepswerf De Schelde opgericht. Een groot deel van de binnenstad veranderde daardoor in bedrijventerrein – nog steeds houdt het oude centrum van Vlissingen zichtbaar abrupt op. Op het terrein waar vroeger De Schelde zat, zijn gebouwen als de Timmerfabriek, Machinefabriek, Zware Plaatwerkerij en een torenkraan nog aanwezig; in de oude verbandkamer is museum De Scheldewerf ingericht.
Zeeuws-Vlaanderen werd dankzij de verbindingen tussen België en de Schelde een interessante vestigingsplaats voor Franse en Belgische fabrieken. Langs het Kanaal Gent-Terneuzen vestigden zich voedingsindustrie en uiteindelijk ook zware industrie: een fosfaatfabriek (Sas van Gent) en een cokesfabriek en kunstmestfabriek (Sluiskil). Beide dorpen ontwikkelden zich tot echte industriedorpen. In het Industrieel Museum Zeeland (in een prachtig bewaard gebleven voormalige suikerloods in Sas van Gent) wordt het verhaal van de industriële ontwikkeling in Zeeland verteld. Je kunt hier ook de stoomgenerator van de oude cokesfabriek in werking zien.
Landbouwindustrie en -nijverheid
Op het platteland vestigde zich vanaf het eind van de negentiende eeuw aan de landbouw gerelateerde industrie, zoals zuivel- en suikerfabrieken en vlasnijverheid. Ook de verhandeling van landbouwproducten betekende bedrijvigheid: er kwamen bijvoorbeeld fruitveilingen en coöperatieve aankoopverenigingen met pakhuizen en silo’s. Ook kwamen er nutsvoorzieningen. Watertorens zijn opvallende getuigen uit die tijd. Bij Axel kun je in het toeristisch seizoen een van de hoogste watertorens van Nederland beklimmen. Via een loopbrug heb je zicht op het waterreservoir van maar liefst 300 m³.
Nieuwe inrichting
De Tweede Wereldoorlog en de watersnoodramp van 1953 richtten grote schade aan. Voor het herstel werd Zeeland uitermate grondig aangepakt. De provincie kreeg een compleet nieuwe impuls! Bijna twee derde van de Zeeuwse landbouwgrond ging door her- en ruilverkavelingen op de schop. De kavels landbouwgrond en de boerenbedrijven werden vergroot. Veel karakteristieke Zeeuwse kenmerken verdwenen daardoor, al behield bijvoorbeeld de Zak van Zuid-Beveland wel zijn kleinschalige karakter.
Ook spraakmakende waterstaatkundige werken werden in deze tijd uitgevoerd. Na de voltooiing van het technische huzarenstukje van de Oosterscheldekering waren de Deltawerken in Zeeland gereed. Door de dammen werden vissershavens afgesloten. Daarover lees je meer op Strijd tegen het water.
-
De eerste dijken
Ja, Zeeland heeft natuurlijk ook duinen, maar als je de kust even goed bekijkt, dan weet je dat er zonder dijken geen Zeeland zou zijn. Om veilig in dit gebied te kunnen wonen en droge voeten te houden moest de mens ingrijpen in het landschap. Zo zijn er bij Serooskerke op Walcheren sporen gevonden van een Romeinse dijk. Rond 175 na Chr. liep een tenminste 22 meter brede noord-zuid verlopende zoute of brakke geul bij de huidige Wattelsweg. In die periode heeft men een eerste dijk aangelegd langs de geul om het ten oosten ervan liggende weidegebied droog te houden. De dijk was opgebouwd uit plaggen van veen en klei, was 5,5 meter breed en 80 cm hoog en kon nog over een lengte van 70 meter naar het zuiden gevolgd worden. En toen deze dijk wegspoelde, legden ze een nieuwe aan die iets breder was.Lees meer -
Oudste vermelding Reimerswaal
Reimerswaal was eens een van de voornaamste steden van Zeeland. Na Middelburg en Zierikzee was het de derde in rangorde. De stad lag in het oosten van Zuid-Beveland. In 1375 kreeg Reimerswaal stadsrechten. Zoutwinning, meekrapteelt en wolnijverheid vormden de voornaamste bestaansmiddelen. Er was een bloeiende handel met Engeland, Frankrijk en het Oostzeegebied. De laatste eeuw van Reimerswaal was een lijdensweg van overstromingen en stadsbranden. De stad werd zwaar getroffen door overstromingen in 1532, 1552, 1555 en 1557. Een storm trof de stad in 1557. Stadsmuren en poorten bezweken, stadhuis, kerken, huizen en zoutketen stortten in. In 1558 woedde er een grote brand. Daarna waren er opnieuw stormvloeden in 1561, 1563 en 1571. In 1573, tijdens de Opstand tegen Spanje (Tachtigjarige Oorlog), trokken Zeeuwse troepen Reimerswaal binnen om de Spaanse bezetting te verjagen. Ze staken de stad in brand. Na alle tegenslagen braken de resterende inwoners af wat nog overeind stond. De restanten van de eens zo trotse stad Reimerswaal werden in 1634 in het openbaar verkocht. Aanvankelijk was Reimerswaal nog als eilandje herkenbaar, maar in de negentiende eeuw ging het definitief in de Oosterschelde ten onder. Alles wat er rest zijn schaarse archiefgegevens, wat afbeeldingen en archeologische vondsten.Lees meer -
Sint-Felixvloed
Een bijna fatale vloed trof Zeeland op 5 november 1530: ‘Sint Felix quade saterdach’. Deze vloed wordt meestal in samenhang beschouwd met die van 2 november 1532. Deze laatste haalde een streep door het herstelwerk na de eerste ramp. Door deze twee vloeden bleef Noord-Beveland ‘drijvend’ tot 1598, Sint-Philipsland tot 1645, het land van Borsele tot 1616. De Brede Watering Beoosten Yerseke ging voor een groot deel permanent verloren (het huidige Verdronken Land van Zuid-Beveland). Ook in Zeeuws-Vlaanderen en alle andere Zeeuwse eilanden waren inbraken. De vloeden van 1530/1532 wijzigden de geografie van Zeeland dramatisch. De omtrek van oostelijk Zuid-Beveland veranderde voorgoed. De kroniek van Reigersberg (1551) meldt dat er op Zuid-Beveland in 1530 meer dorpen verdronken dan bij welke eerdere stormvloed ook.Lees meer -
Geboorte Frans Naerebout
Frans Naerebout is een van de grootste zeehelden die Vlissingen ooit heeft voortgebracht. Frans Naerebout was eenvoudige komaf. Frans was eerst visser, later loods en kreeg op dertigjarige leeftijd nationale bekendheid door de redding van 87 bemanningsleden van het voor de kust van Zoutelande in moeilijkheden geraakte schip de Woestduin. Op Boulevard de Ruyter in Vlissingen, waar je prachtig uitzicht hebt op de af- en aanvarende loodsboten staat een standbeeld van hem in actie, klaar om iemand een touw toe te werpen.Lees meer -
Johannis de Rijke vertrekt naar Japan
Johannis de Rijke was het derde kind van Pieter de Rijke en Anna Catharina Liefbroer. Hij werd geboren op 5 december 1842 aan de Oostkerkstraat in Colijnsplaat. Na de lagere school kreeg Johannis les in wiskunde en werktuigkunde van ingenieur J. Lebret. In 1865 werd De Rijke opzichter bij de bouw van de Oranjesluizen bij Schellingwoude (Amsterdam-Noord). Deze schutsluizen vormden een onderdeel van het Noordzeekanaal. In 1873 ontving De Rijke van Cornelis van Doorn, zijn voormalige baas bij de Oranjesluizen, een uitnodiging om naar Japan te reizen. Als ingenieur in Japanse dienst ontwierp De Rijke twee strekdammen voor de haven van Osaka, een hogedrukwaterleiding in Osaka en een aanlegsteiger in Kobe. Hij verbeterde de bereikbaarheid van de havens van Tokio en Yokohama. Samen met zijn collega George Escher maakte hij plannen voor het verbeteren van de bevaarbaarheid van diverse Japanse rivieren en voor een tunnelkanaal van het Biwameer naar de stad Kyoto. De waterbouwkundige wordt nog steeds vereerd in Japan. Vele Japanners bezoeken zijn geboorteplaats Colijnsplaat en zijn graf in Amsterdam. Standbeelden van hem zijn te vinden in Nagoya en Colijnsplaat.Lees meer -
Inundatie van Walcheren
In oktober 1944 werd Walcheren als gevolg van geallieerde bombardementen op de dijken onder water gezet. Deze operatie maakte deel uit van de invasie die de geallieerden in juni van dat jaar op de stranden van Normandië hadden ingezet. Doel was de Duitse bezetting van grote delen van Europa te beëindigen. Omdat Antwerpen een belangrijk strategisch doel was en de geallieerden zich van de toegang over water tot deze stad wilden verzekeren, besloten zij tot de verovering van de gebieden rond de Westerschelde. In Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Beveland werd zwaar gevochten. Walcheren zou onder water worden gezet om de aftocht van de Duitsers te bespoedigen. Het water dat maandenlang door de getijdenwerking tweemaal per dag binnenstroomde en weer afging, liet ingrijpende sporen in het landschap na. Er ontstond een uitgebreid krekenstelsel. Wegen werden weggevaagd of overdekt met slib en zand. Tal van huizen en boerderijen werden verwoest.Bekijk object -
Watersnoodramp
De Ramp. Zo noemt het gros van de Zeeuwen de watersnoodramp van 1953. Hij staat zo in het collectieve geheugen gegrift dat een langere naam niet nodig is. In de avond van zaterdag 31 januari 1953 wakkerde een hevige noordwesterstorm boven het zuidwesten van Nederland aan. Rond half 11 die avond was het laagwater, maar het water stond nog op vloedhoogte. De zware storm in combinatie met hoogwater en springtij was fataal. Terwijl veel Zeeuwen sliepen, braken op tal van plaatsen de dijken.
-
Het Deltaplan
De ramp van februari 1953 bezorgde een duidelijke boodschap: dit mag niet meer gebeuren. De veiligheid van mens, dier en land moest drastisch worden verbeterd. De minister van Verkeer en Waterstaat riep op 18 februari 1953 de Deltacommissie in het leven. De deskundigen in deze commissie moesten de minister adviseren welke maatregelen noodzakelijk waren om een volgende watersnoodramp te voorkomen. Met behulp van ideeën en voorstellen die al vóór 1953 waren gemaakt, stelde de commissie een plan op tot de versterking van dijken en de gedeeltelijke afsluiting van riviermonden. De uitvoering van dit Deltaplan ging in 1954 van start. Het plan gaf aan welke maatregelen nodig waren. Het resultaat: nieuwe dammen, een stormvloedkering en dijken op Deltahoogte.Bekijk object -
Opening Oosterscheldekering
De stormvloedkering van de Oosterschelde is het pronkstuk van de Deltawerken en een internationaal bekend waterwerk. Vooral vóór de aanleg was het project aanleiding tot fel politiek debat en protest. Uiteindelijk werd besloten dat de waterkering geen gesloten dijk, maar een open kering zou worden. Zo bleef de Oosterschelde open; een zout en uniek natuurgebied voor Zeeland en de visserijsector werd zo behouden. De negen kilometer lange getijdendam is tevens een wegverbinding tussen Schouwen-Duiveland en Noord-Beveland en deel van de N57.Lees meer
-
175De eerste dijken
-
1214Oudste vermelding Reimerswaal
-
1530Sint-Felixvloed
-
1748Geboorte Frans Naerebout
-
1873Johannis de Rijke vertrekt naar Japan
-
1944Inundatie van Walcheren
-
1953Watersnoodramp
-
1954Het Deltaplan
-
1986Opening Oosterscheldekering
Zeehavens en industriegebieden
In dezelfde periode beleefde Zeeland een grootschalige industrialisatie. Dankzij overheidssteun ontwikkelden Terneuzen en Vlissingen zich tot grote zeehavens en industriegebieden. Dat zorgde voor een belangrijke toename van de zeescheepvaart. Reusachtige zeeschepen wringen zich tegenwoordig door de vaargeul in de Westerschelde. Een bezienswaardigheid van de eerste orde. Bij de zeesluizen aan de rand van Terneuzen (het Portaal van Vlaanderen) heb je perfect zicht op de gigantische schepen. Ook kun je van hieruit rondvaarten maken op het Kanaal van Gent naar Terneuzen. In de haven van Vlissingen organiseert North Sea Port ook rondvaarten.
In de zeehavens concentreerden zich de scheepsbouw, metaalindustrie en chemische industrie. De kerncentrale Borssele werd gebouwd om deze bedrijven van grote hoeveelheden goedkope energie te voorzien. Later werd daar ook een opslag voor radioactief afval aangelegd. Voor het eerst ging de industrie een substantiële bijdrage leveren aan de Zeeuwse economie en de provincie wist zich daarmee wereldwijd te profileren.
In de jaren tachtig kenterde het economisch tij. Hele sectoren kwamen in de problemen. Overheid, onderwijs en bedrijfsleven sloegen de handen ineen voor nieuwe initiatieven die de regionale economie moesten doen groeien. Duurzaamheid werd een speerpunt; bio-base het toverwoord. Innovatieve sectoren werden gekoppeld aan traditionele bedrijfssectoren: agrifood en aquafood. Daarover lees je meer op Zilt en zoet.
Dammen, bruggen en een tunnel
De dammen die in het kader van de Deltawerken werden aangelegd, verbonden de eilanden over de weg met elkaar. De Krabbenkreekdam verbond Tholen met Sint-Philipsland. Met de Zeelandbrug werden in 1965 Schouwen-Duiveland en Noord-Beveland aan elkaar gekoppeld. Al die verbindingen gingen ten koste van de veerdiensten, maar maakten het eenvoudiger voor Zeeuwen om eens op een ander eiland te gaan kijken, bijvoorbeeld tijdens het rondje rijden op zondagmiddag. Het slotakkoord was de opening in 2003 van de Westerscheldetunnel tussen Zuid-Beveland en Zeeuws-Vlaanderen, de langste verkeerstunnel van Nederland. Innovatie en daadkracht zorgden ervoor dat alle delen van Zeeland eindelijk écht met elkaar verbonden waren.