Over de oorsprong van de straô doen verschillende verhalen de ronde. Boeren zouden hun dieren met een zeebad hebben willen beschermen tegen kwade geesten. Ook werd wel gedacht dat de straô een overblijfsel was van de eredienst aan een plaatselijke god. De eerste vermelding van de straô dateert uit 1643. Toen klaagde de predikant van Elkerzee, dominee Johannes Stamperius, in een vergadering van de classis Schouwen-Duiveland over de ontheiliging van de zondag voor vastenavond. Op die dag kwamen uit alle plaatsen van het eiland paarden met hun ruiters naar Elkerzee. Maar veel moeite hadden zeventiende-eeuwse predikanten en kerkenraden niet met de straô. Ze beschouwden het gebruik niet als een heidens ritueel. De straô heeft de tand des tijds doorstaan en is nu een populaire traditie, die elk jaar ook veel belangstellenden trekt.